Daar wij minne kozen

     
 Daar wij minne kozen

   

Daar wij minne kozen

Liefdeslyriek uit de twintigste eeuw

→ cd bestellen ←

  


De inhoud


Tre Madrigali Italiani
Norbert Rosseau (1907-1975)
1    Felicità d'usignolo
2    Che debbo far
3    S'i'l dissi mai 

Sechs Minnelieder
Hugo Distler (1908-1942)
4    Wohin stets meine Schritte fielen
5    Sommerliches Liebeslied I
6    Im Maien
7    Schlaf, mein Liebchen
8    Laß, o laß !
9    Sommerliches Liebeslied II 

Lentetriptiek
Johan Duijck (°1954)
10  Als ons ontsteet die merte
11  In den aprillen
12  Eens meienmorgens vroe 

Vier volksliedzettingen
Ralph Vaughan Williams (1872-1958)
13  The lover's ghost
14  The turtle dove (*)
15  The dark eyed sailor
16  Just as the tide was flowing

Totaalduur:
44'48"

Gents Madrigaalkoor o.l.v. Johan Duijck
(*) koorsolist: Steven Van Cauwenberghe, bariton
artistieke leiding: Paul Schollaert
opname: klankstudio Steurbaut, Gent, 1983
hoes: keramiek: Achiel Pauwels, foto: Christian Kirschen


F9503
Eufoda 1083
© v.z.w. Gents Madrigaalkoor

 


 

De componisten en de werken

 

Norbert Rosseau

Norbert Rosseau (Gent 1907- Gent 1975) verbleef in Italië van 1915 tot 1932. Na muziekstudies te Genua, Palermo en aan de Sancta Cecilia te Rome, vervolmaakte hij zich in de compositie bij Ottorino Respighi. Zijn belangstelling ging uit zowel naar traditionele compositietechnieken als naar concrete en elektronische muziek. Naast zuiver instrumentale werken (zoals het symfonische gedicht H2O en de Symfonie) en vocaal-instrumentale werken (zoals het oratorium Inferno de cantate Zeepbellen en de liedcyclus L'eau passe) schreef Rosseau ook een groot aantal a capella koorwerken; hier dienen vooral vermeld de Tre Madrigali Italiani, het Stabat Mater (in 1957 bekroond met de Prijs van de provincie Oost-Vlaanderen) en La messe des morts à Is.

De Tre Madrigali Italiani zijn jeugdwerken van Norbert Rosseau. Het opus 17, Felicità d'usignolo, is gecomponeerd op poëzie van Guarini; van de beide andere madrigalen, opus 18 en 19, is de tekstdichter onbekend. De nauwe band tussen tekst en muziek verwijst naar de zestiende-eeuwse Italiaanse madrigaalstijl; sommige tekstgedeelten worden door de muziek als het ware realistisch geïllustreerd (madrigalismen). Verder besteedt Rosseau veel zorg aan de imitatorische polyfonie van deze madrigalen; elke stem krijgt hierbij een uiterst bevallige melodische tekening. Enkele homofone passages contrasteren met deze overheersend polyfone stijl en vestigen zo de aandacht van de toehoorder op poëtisch geladen woorden uit de tekst. Het overwegend belang van de volmaakte-kwintakkoorden schept een modale sfeer die evenwel hier en daar met chromatische wendingen versierd wordt. Zowel de teksten als de muzikale verklanking zijn pareltjes van fijne en innige poëzie. De Tre Madrigali Italiani werden door het Gents Madrigaalkoor gecreëerd in 1981.

 

Hugo Distler

Hugo Distler (1908-1942) geniet vooral bekendheid als koor- en orgelcomponist. Samen met componisten als Ernst Pepping en Gottfried Wolters ligt hij aan de basis van een vernieuwde Duitse koorbeweging. Onder invloed van Schütz en Bach grijpt Distler terug naar een meer directe woord-toon-verhouding: de componist doet afstand van een eenvormige maatsoort als strak keurslijf voor de melodie, en laat als het ware de woordritmiek zelf de tekening van zijn melodie bepalen. Zodoende wordt ook de polyfonie uitgebreid in de richting van het ritme. Deze polyritmiek bezorgt aan elke stem een waarlijk onafhankelijk denken, net zoals bij de oude polyfonisten. Wat tenslotte de samenklank betreft, is vooral het consonant ervaren van de seconde- en kwartafstanden belangrijk, daar waar de traditionele harmonie gebaseerd is op de tertsafstand. Als belangrijkste werken van Distler gelden: Der Jahrkreis, Die Weihnachtsgeschichte, Geistliche Chormusik (naar analogie met het gelijknamig werk van Heinrich Schütz), Neues Chorliederbuch, Mörike-Chorliederbuch.

Sechs Minnelieder uit het Neues Chorliederbuch werden gecomponeerd op teksten van Heinz Grunow. De subtiele poëzie concentreert zich rond het thema van liefde en natuur. De muzikale verklanking beweegt zich tussen twee polen: in sommige liederen, zoals Im Maien en Laß, o laß overweegt een speelse, lichtvoetig dansende ritmiek; in andere liederen, zoals Wohin stets meine Schritte fielen, en Schlaf, mein Liebchen worden we getroffen door een intense melodische lyriek. Het dubbelkorige Sommerliches Liebeslied II brengt een schitterende synthese tussen Distleriaanse ritmiek en melodiek; in de slotverzen tenslotte komen deze beweeglijjke ritmische en melodische figuren tot rust in een zachte, poëtische droom.

 

Johan Duijck

Johan Duijck (°1954) schreef Lentetriptiek in januari 1981 en droeg dit opus 1 op aan zijn moeder. De teksten van deze triptiek werden gekozen uit de rijke schat van Middelnederlandse poëzie: Als ons ontsteet die merte is van de hand van de dichteres Hadewijch (dertiende eeuw), In den aprillen werd geschreven door Henric van Veldeke (twaalfde eeuw) en het overbekende Eens meienmorgens vroe is van hertog Jan van Brabant (dertiende eeuw). In de verklanking van de teksten heeft de componist getracht deze middeleeuwse sfeer tot leven te brengen: hiernaar verwijst het gebruik van volksliedachtige motieven, open-kwintakkoorden, kwint- en octaafparallellen. Belangrijk zijn verder de sterk doorgevoerde imitatorische schrijfwijze en de contrastwerking tussen een speelse, afwisselende ritmiek enerzijds en beschouwende, lyrische passages anderzijds. Lentetriptiek werd in 1981 bekroond met de Provinciale Prijs Oost-Vlaanderen voor vocale compositie en in hetzelfde jaar gecreëerd door het Gents Madrigaalkoor.

Als ons ontsteet die merte probeert door zijn ietwat scherpe samenklanken de sfeer van een nog gure maand maart op te roepen: het chromatische element is sterk aanwezig en er is een voorkeur voor verminderde en overmatige intervallen. Wat de vorm betreft, is er een afwisseling tussen een ritmisch-energisch motief en een breed uitgesponnen melodisch thema; beide worden met mekaar gecombineerd aan het einde van het werk.

In de aprillen suggereert in zijn reeds vriendelijker samenklanken de meer zonnige maand april. De vorm is strofisch. De eerste strofe is driestemmig homofoon; de tweede strofe is vierstemmig homofoon en laat reeds een begin van imitatie horen; de derde strofe ontwikkelt deze imitatie-idee in een speelse dialoog tussen sopraan en tenor.

Eens meienmorgens vroe werd omwille van zijn verhalende tekst het meest gedifferentieerd uitgewerkt. De vorm (ABCA') wordt duidelijk gemaakt door het ritmisch geprofileerde ritornel harba lori fa. Hier vooral komt het contrapuntisch principe van canon en imitatie sterk aan bod.

 

Ralph Vaughan Williams

Ralph Vaughan Williams (1872-1958) wordt ervaren als een van de meest typisch Engelse componisten. Dit komt doordat hij zich als mens én als componist zo verbonden voelde met de Engelse natuur en met het Engelse volkslied. Net zoals Bartok en Kodály in Hongarije, doorkruiste Vaughan Williams ettelijke malen het Oost-Engelse platteland op speurtocht naar volksliederen. Zijn verbondenheid met de natuur is het beste voelbaar in zijn instrumentale composities: naast de populaire leeuwerikserenade The Lark ascending, dienen zijn acht symfonieën vermeld, waarin vooral de zee en het platteland veelvuldig geëvoceerd worden. Omwille van deze volks- en natuurverbondenheid is er een zekere verwantschap aan te duiden tussen Vaughan Williams en de Finse componist Jan Sibelius. Tenslotte is er, op het gebied van de religieuze koormuziek, het belang van de dubbelkorige, a capella Mis in g klein, die uitgegroeid is tot een monumentale hulde aan het Tudor-tijdperk.

The lover's ghost, The dark eyed sailor en Just as the tide was flowing komen uit Five English folksongs, gecomponeerd in 1913. The turtle dove is een los staande volksliedzetting en werd gepubliceerd in 1924. Deze vier liederen zijn alle romantische miniatuurtjes die verhalen over lotgevallen van een zeeman op zee en zijn geliefde op het vasteland. In zijn zettingen slaagt Vaughan Williams erin de sfeer en de eigen toonspraak van het echte volkslied doorlopende te eerbiedigen. Hij vertelt als het ware het verhaal van elk lied steeds opnieuw, vooral door middel van een steeds wisselende stemvoering en een grote aandacht voor fijne nuanceringen. Vanuit dit oogpunt gezien gaat het hier dus niet om zogenaamde "moderne bewerkingen" maar eerder om stijlgetrouwe, doch persoonlijke, illustraties bij tekst en melodie.

 

Johan Duijck