MaarNormaal nr. 12 artikel 2

 

Maar koor!


Johan Duijck heeft iets met koor. Ook met piano natuurlijk, ook met compositie, ook met literatuur, ook met filosofie, ook met …

Maar koor!

Uiteraard heeft een koorzanger, door zijn relatie met koor, het voordeel dat zijn contact met de dirigent Duijck ruimer, dieper, breder is dan met de pianist of de componist. Er is een enorme interactie tussen de dirigent en de zangers. In het Gents Madrigaalkoor nog des te meer daar het hele proces, van leren tot beleven, rond vrijwel elk werk opnieuw wordt doorlopen. Telkens ontstaat “iets” uit het “niets”. Mensen op dit - volledige - traject (bege)leiden is kenmerkend voor Johan. Voor elke koordirigent, zult u zeggen, en u hebt wel gelijk. Maar voor Johan Duijck zit het bijzondere hem daar in dat dit begeleiden een ruime plaats krijgt in een overigens op en top professionele loopbaan. Professioneel op de piano als leraar, solist en lid van een trio, in de koordirectie met beroepskoren, in de compositie. Ooit zal hij daar zelf nog wel eens grondiger over filosoferen, want hij plaatst graag de dingen in het leven. Maar intussen, na 31 jaar directie van het Gents Madrigaalkoor blijft in het assortiment van zijn activiteiten een speciale plaats voor de “amateur” koorzanger. In al die jaren is Johan Duijck hierin standvastig gebleven.

Het begon aan het einde van zijn humaniora, aan het begin van zijn conservatoriumopleiding. Zonder de minste aarzeling antwoordde hij positief op de vraag of hij Oswald Van Olmen wou opvolgen als dirigent van het – toen nog – Gents Jeugdkoor. Wie er die eerste repetitie bij was, vergeet het nooit. Helemaal gefocust op de Duitse vroegbarok met Oswald, werd het koor ineens geconfronteerd met Hymn to St.Cecilia van Benjamin Britten. Een nieuw koorleven was begonnen.

Het hele verhaal leidt ons te ver, het verhaal van het hele repertoire ook. Maar een filosofie van een amateurkoor ontstond gaandeweg, kreeg jaar na jaar vastere vorm. Meer dan 30 jaar al onderbouwt ze de merkwaardige symbiose tussen échte amateurs (hoe goed sommigen ervan muzikaal ook gevormd zijn trouwens) en een echte professioneel. De permanente samenwerking met, naast een redelijk vaste kern, steeds nieuwe, jonge zangers, hun vorming, het aanleren van repertoire en het zingen van concerten en opnames. Deze heel bijzondere vorm van muzikale vorming bracht (en brengt) Johan ook in het kader van activiteiten van de Europese en Vlaamse Federatie van Jonge Koren. Ze is ontzettend belangrijk omdat ze de muziekbeleving op een ruime schaal openstelt voor mensen die ze anders wellicht niet op die manier en met deze intensiteit kunnen tot stand brengen. In een maatschappij van verhoogde werkdruk enerzijds en vervlakkende ontspanning is dit een verademing, een schat.

En Johan groeide en bloeide jaar na jaar in deze rijke polyvalentie. Van de piano van Johan heeft het koor overigens alleen profijt gehad, doordat ze stelselmatig een onderdeel werd van het leven van het Gents Madrigaalkoor. Als weergaloze repetitiesteun, waarbij we soms vergeten te zingen omdat de piano zo schitterend klinkt, als “begeleiding” in het repertoire. Ooit bracht “de piano van Johan”, via zijn studenten piano, ons een uniek programma “op eigen vleugels” waarin liefst zes van zijn studenten en tevens leden van het koor, in prachtige koorwerken de pianobegeleiding verzorgden.

Deze groei ging gepaard met ambitie. Altijd nieuw en beter. Nieuw op het vlak van het repertoire: klassiek, romantiek (ook Ildebrando Pizzetti), 20-eeuws (ook Henk Badings), creaties en tussenin weerkerend de charmes van enthousiaste barok à la Händel en Vivaldi.

Naast de creatie van prille werken van Johan zelf (Lentetriptiek), en Vier blaadjes van een bloemlezing van Paul Schollaert, was de eerste grote creatie Anima Christi van Vic Nees. De bewondering en eerbied die Johan uitte voor Vic Nees (en nog steeds uit, trouwens) ging over op het koor en telkens we opnieuw een werk van Vic Nees aanleerden voelden we ons “back home”. In een furie van creaties die elkaar daarna in een fors tempo opvolgden, zal niemand wellicht de creatie in Catalonië van Alma de la Música van Johan zelf vergeten (met eeuwige dank aan en bewondering voor het Collegium Instrumentale Brugense): knap, moeilijk, lyrisch, ritmisch, emotioneel.

Naast de ambitie van het nieuwe groeide meer en meer de ambitie van het goede. Een vernieuwde belangstelling voor de goede, geduldige afwerking, voor het instrument ook. Nooit heeft Johan het koor daarin "geforceer". Gegeven het repertoire echter heeft hij het koor zelf tot de bevinding laten komen dat daar iets aan te doen valt en het dan ook volledig ondersteund.

In die zin kan je zeggen dat Johan steeds het maximale uit het koor probeert te halen, zonder evenwel dermate druk uit te oefenen dat koorleden zouden moeten afhaken. Altijd slaagt hij erin het koor voldoende boeiend te houden voor de “betere” koorzangers, zonder daarom door te zware eisen de minder ervaren en/of gevormde koorzangers te doen afhaken. Eén fundamentele eis: inzet.

Johan, László en de anderen

Via de VFJK, door Johan zwaar gepromoot in het koor, leerden we talrijke talentvolle dirigenten kennen. Ook Johan stak zijn bewondering en enthousiasme voor hen niet weg, integendeel. Wie zou de wondere aanwezigheid van Paul Schollaert bij de eerste plaatopname kunnen vergeten. De samenwerkingen met Kamiel Cooremans, Mark Goossens en Jos Van den Borre.

Eén daarvan bezet evenwel een bijzondere plaats: László Heltay. Wat en hoe de “eenheid van gedachte” van Johan met László eigenlijk uitmaakt, kunnen we niet echt duiden, maar je voelt ze wel. Ook dat is voor de koorzangers, waarvan er inmiddels talrijke de weg van gezin en werk zijn ingeslagen, een wondere ervaring. Het leven in gezin en op het werk leert immers dat échte vriendschappen op professioneel niveau zeldzaam zijn en mooi. Ook dat is een “ervaring”.

Na het Conservatorium volgde de Muziekkapel Koningin Elisabeth. Het enige gevolg daarvan voor het koor was de verplaatsing van de repetitieavond van dinsdag naar zondag. Voor de rest was er niets aan de hand...

Het was het hoogtij van mooie romantische werken zoals motetten van Brahms, Pizzetti en anderen.

Na de Kapel startte Johan met het onderwijs van piano. Al snel was hij aangeduid om ook koordirectie te geven en het koor van het Conservatorium van Gent te leiden. Ook hier fantastische herinneringen aan een groot en groots Kodály-project onder de leiding van László Heltay, het Gents Madrigaalkoor samen met het koor van het Conservatorium. Of nog, de Johannespassie van Bach.

Het was ook de tijd van mooie ateliers in Europa Cantat of in internationale koorweken, de ontluikende “relatie” tussen Johan en Spanje, het weze nu Baskenland of Catalonië.

Toen stopte Vic Nees met het Vlaams Radio Koor, en werd Johan er de vaste dirigent van. Nieuwe horizonten, nieuwe uitdagingen. Een nieuw koor ontstond, met nieuwe programma’s, en moest meteen vechten voor zijn overleven. Het heeft in elk geval een goede generaal.

Maar daar bleef het niet bij. Met het Gents Madrigaalkoor kwamen we in een periode van creaties. Zeer leerrijk, boeiend ook. Maar zwaar. Telkens weer een uitdaging voor het pedagogische talent van Johan en zijn uitstekende relatie met zijn koor. En dan: de Schöpfung van Haydn, bijna een symbool op zich, waarmee een periode aanbrak met een evenwichtigere programmering, vocale verdieping en (nog) grote(re) aandacht voor afwerking. Dit leidde tot de titel Koor van het Jaar, een prachtig Requiem van Mozart, wondermooie Parry’s, Mendelssohn, Kodály …. Zij vonden hun weg tot bij Josse De Pauw die er zijn SS-productie mee gestalte gaf.

En Johan werd, naast zijn talrijke opdrachten in het buitenland, inmiddels ook nog vaste dirigent van het Academy of St. Martin in the Fields Chorus te Londen. Vlaanderen zendt zijn zonen uit.

We beseffen niet genoeg wat een rijkdom de Vlaamse koorwereld heeft. Johan Duijck, Philippe Herreweghe, Erik Van Nevel, Paul Van Nevel, evenzoveel “medailles” aan de Internationale Olympus van de koorwereld. En dan zwijgen we nog over het talent dat de grenzen niet oversteekt. En dan al die koorzangers, actieve cultuurbeoefenaars. Maar dit terzijde.

Dit, zeer onvolledige, verhaal over Johan Duijck wordt elke dag verder geschreven. Elke dag, elk uur gaat het verder. Gelukkig maar. Immers, meer dan wie ook vormt Johan een verbinding, schept Johan een band tussen beroeps- en amateur- (erge naam hé) muziek. Zonder ook maar iets van zijn professionele kwaliteiten prijs te geven. Maar ook in alle respect voor de "amateurs". Dit is een zeer belangrijke bijdrage tot het cultuurleven van zijn wereld, zijn medemensen.

Dat daardoorheen uiteraard diepgaande vriendschapsrelaties ontstaan zijn hoeft nauwelijks vermeld. En zo is de menselijke kring van het verhaal rond. Maar hij moge nog liefst lang uitdeinen, zoals kringen op het water.

 


© v.z.w. Gents Madrigaalkoor